Goed op het speelveld staan

Hoe zorg je ervoor dat de professionals in jouw organisatie goed op het speelveld staan? Dat ze toegerust zijn om processen aan te sturen? Dat ze goed in verbinding staan met de andere spelers? Dat er sprake is van duidelijke spelregels op het veld?

Dat soort vragen ligt momenteel op mijn bord. En niet alleen op het mijne: ik ben met een groep verpleegkundigen en hun leidinggevenden bezig om op dit vlak stappen te zetten. Want die zijn hard nodig, tenminste dat vinden alle betrokkenen.

Hoe ga je te werk bij zo’n vraagstuk? Je ziet van alles en waar begin je dan?
Om maar eens wat te noemen: een aantal verpleegkundigen vertoont minder initiatief omdat hun leidinggevenden hen steeds voor zijn; omdat de organisatie een lange historie heeft als het gaat over te veel top-down aansturen. Managers en stafdiensten zien niet hoezeer ze de professionals sinds jaar en dag onteigend hebben.

Sommige verpleegkundigen zetten zichzelf min of meer op slot door te veel te eisen van zichzelf. Ze voelen zich verantwoordelijk en dat maakt dat ze compensatiegedrag vertonen, waarmee zij verbloemen dat anderen op het speelveld hun positie niet pakken. Ze zijn aan het redden en redderen.

Ik ben vooral gaan kijken naar gedrags- en interactiepatronen. Wat doen mensen als ze samenkomen? Welke gedragingen herhalen zij steeds? En waarom doen zij dat? Zien zij die patronen en kunnen ze vervolgens aangeven welke daarvan helpen en welke hinderen? Zien zij hoe het gedrag van de ene dat van de andere aanzet?

Organisatiepatronen zijn vaak hardnekkig en onttrekken zich soms in eerste instantie aan ons blikveld. Het opsporen ervan betekent “diep kijken en diep luisteren”. Waarmee ik niet denk het hele vraagstuk geraakt te hebben. Er zijn meerdere vragen die me bezighouden in deze casus: hoe goed is iedereen op het veld toegerust voor samenwerking? En dan bedoel ik ieders competenties maar ook context-aspecten als werkoverleg e.d. Hebben sommigen spelers last van beperkende overtuigingen over zichzelf (“dit lukt me nooit!”). Is het mandaat van eenieder wel duidelijk. En welke geschreven en ongeschreven regels houden de spelers eropna? Met andere woorden: hun sociale hygiëne. Delen zij dezelfde waarden, streven al die spelers dezelfde doelen na?

Ja, zo’n vraagstuk is toch wel meervoudig te noemen. Maar je begint ergens. Ook al twijfel ik of ik nu precies ook dáár moet beginnen. Maar die twijfel: die hoort erbij en helpt me verder bij het ontwarren; bij het gezamenlijk herscheppen van de psychosociale werkelijkheid van werken en samenwerken.